Het is zomer. Zittend in mijn achtertuin kijk ik uit over het water en de weilanden. Een zwanenfamilie zwemt langs met zes jongen en uit de nestkast verderop vliegen jonge torenvalken. De klaprozen kleuren mijn uitzicht rood en het riet ruist in de wind. Zo mooi is een zomer in het Groene Hart.
Ik geniet van de stilte en het weidse uitzicht, maar voor hoe lang nog? De polder waar ik dagelijks op uitkijk is namelijk verklaard tot zoekgebied voor windenergie. Niets staat nog vast, maar als ze er komen, komen de windmolens in mijn achtertuin. Ons dorp is in rep en roer. Het idee alleen al dat we straks moeten aankijken tegen windmolens van meer dan 100 meter hoog en ‘s nachts wakker zullen liggen van het geluid van de draaiende wieken. Misschien vliegen de jonge torenvalken zich wel dood tegen die wieken. We zijn natuurlijk wel voor duurzaamheid, maar bovenal geldt de not-in-my backyard-regel.
En dat snap ik eerlijk gezegd wel. Je kunt best overtuigd zijn van de noodzaak van de energietransitie en toch liever die windmolens uit het zicht hebben. Voorstander zijn van duurzame energie betekent nog niet dat je woongenot er op achteruit moet gaan. Het komt nu wel heel dichtbij….
Soms lig ik wakker van het geluid van honderden kwakende kikkers en bedenk me dat wat er zo dichtbij komt niet zozeer die molens zijn, maar het besef dat we zo niet door kunnen gaan. Dat er een wereld te redden is en we het ons niet kunnen permitteren te klagen over ongemak dat we vrezen. Het ongemak is overal om ons heen en sluit ons langzaam in; bosbranden, overstromingen, bloedhete zomers, vervuilde lucht en ga zo maar door. De energietransitie is geen hobby of vaag voornemen, maar bittere noodzaak. Verbeter de wereld en begin bij jezelf. Ik wil leven in een gezonde en leefbare wereld, ik zeg A en daarna komt B. Zet ze maar neer die windmolens, desnoods in my backyard!
Ik wens iedereen een niet al te hete en duurzame zomer.