De feiten over de stikstofcrisis

Door Hans Blom op 1 juni 2022

In de gewestelijke ledenvergadering van 23 november vorig jaar stond de stikstofcrisis centraal. Kamerlid William Moorlag en Statenlid Wilma de Boer lieten hun licht erover schijnen en gewestbestuurslid Hans Blom zette de stikstoffeiten op een rijtje. Hij was jarenlang directeur communicatie op het ministerie van LNV en heeft dus in de stikstofkeuken kunnen kijken. Het onderwerp blijft voorlopig actueel, daarom heeft het bestuur Hans gevraagd zijn inleiding op schrift te stellen.

STIKSTOF: DE FEITEN 

Vorig jaar verwees de Raad van State in navolging van het Europese Hof van Justitie de Programmatische Aanpak Stikstof, de PAS, naar de prullenbak. Van de ene op de andere dag konden voor allerlei projecten en activiteiten geen vergunningen meer worden verleend: de stikstofcrisis was geboren.

De stikstofcrisis: de voorgeschiedenis 

De huidige stikstofcrisis kent een lange voorgeschiedenis. In 1979 stelden de Europese lidstaten de Vogelrichtlijn vast ter bescherming van een kleine 200 bedreigde vogelsoorten. In 1992 volgde de Habitatrichtlijn, die nog eens zo’n 500 planten- en 200  diersoorten beschermt.

Het woordje “richtlijn” is bedrieglijk. In het Nederlands klinkt dat als een handreiking die je kunt gebruiken of kunt negeren, maar zo vrijblijvend is een Europese richtlijn niet: de lidstaten moeten een richtlijn vertalen in wetgeving.

Om de soorten die onder de Vogel- en Habitatrichtlijn te vallen een beschermde leefomgeving te bieden, werd besloten tot het instellen van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000. Maar met de aanmelding van die gebieden in Brussel ben je er niet. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor een “gunstige staat van instandhouding”, met andere woorden: ze moeten de voorwaarden scheppen en behouden waaronder de beschermde planten en dieren in Natura 2000-gebieden daadwerkelijk kunnen gedijen. Teveel stikstof gooit daarbij roet in het eten.

Stikstof: wat is het probleem? 

We kennen stikstof als een onschuldig gas, dat 80% uitmaakt van de lucht die we inademen. Maar stikstof kan verbindingen aangaan met andere elementen. Met zuurstof vormt het stikstofoxiden, die ontstaan bij verbrandingsprocessen in de industrie en in automotoren. Met waterstof vormt het ammoniak, dat uit verschillende bronnen afkomstig is. Daarvan is de veehouderij met ongeveer 45% de belangrijkste, ook al is die sector er in geslaagd de uitstoot sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw met de helft te verminderen.

Stikstofverbindingen zijn voedsel voor planten. De neerslag van stikstofverbindingen op de bodem leidt er dus toe dat die voedselrijker wordt. Dat kan toch geen probleem zijn, zou je denken. De meeste Natura 2000-gebieden liggen echter op voedselarme grond. Als die wordt verrijkt, verdringen soorten als brandnetel, bramen en grassen de veel zeldzamer soorten die op voedselarme grond gedijen. Er is niets mis met brandnetels, bramen en grassen, maar die redden zich heus wel zonder dat we er natuurgebieden voor in stand houden.

De hoge stikstofneerslag leidt bovendien tot verzuring van de bodem in heel Nederland. Die zet ketens van gebeurtenissen in gang. Zo komt aluminium uit aluminiumverbindingen vrij en wordt het opneembaar voor planten, waar bijvoorbeeld eiken erg slecht tegen kunnen. Calcium spoelt uit naar diepere grondlagen waar het onbereikbaar is voor plantenwortels. Rupsen die calciumarme bladeren vreten vormen op hun beurt calciumarm voer voor bijvoorbeeld mezen, die daardoor jongen krijgen met zulke zwakke botten dat hun pootjes breken en ze sterven.

Overmaat aan stikstof: wat wordt er (niet) tegen gedaan? 

Tot nu toe is de overheid er niet in geslaagd effectief beleid tegen overmatige stikstofneerslag te ontwikkelen. In 2007 trad het Toetsingskader Ammoniak in werking, dat de vergunningverlening aan veehouderijen in de buurt van Natura 2000-gebieden moest regelen (de meeste ammoniak slaat dicht bij de bron neer, stikstofoxiden pas op grotere afstand). Het werd al een jaar later door de Raad van State afgewezen.

Als alternatief bedacht het ministerie van LNV de PAS. Op voorstel van de Kamerleden Ger Koopmans (CDA) en Diederik Samsom werd die opgenomen in de Crisis- en Herstelwet van 2010. De PAS maakt het mogelijk vergunningen aan veehouderijen te verlenen die weliswaar teveel ammoniak uitstoten, maar dat door innovaties in de toekomst naar verwachting niet meer zullen doen. PvdA-staatssecretaris Sharon Dijksma wist in 2015 een Kamermeerderheid voor de PAS te verwerven.

Maar milieugroeperingen vochten vergunningen verleend op grond van de PAS aan bij de Raad van State, omdat het in hun ogen niet aangaat vergunningen te verlenen in de hoop op toekomstige verbeteringen waarvan niet vaststaat dat die daadwerkelijk zullen worden verwezenlijkt. Na advies te hebben ingewonnen bij het Europese Hof van Justitie, stelde de Raad van State hen in het gelijk.

Met de verlaging van de maximumsnelheid en de verplichting tot anders samengesteld veevoer als noodmaatregelen bewerkstelligt het kabinet op korte termijn een zeer bescheiden vermindering van de stikstofneerslag op Natura 2000-gebieden. De ruimte die daardoor ontstaat, wil het benutten om vergunningen voor woningbouwprojecten weer mogelijk te maken. Maar daarmee is het probleem nog niet structureel opgelost. En die oplossing zal voor een groot deel van de veehouderij moeten komen. Het is zeer de vraag of de uitkoopregeling voor veehouders op vrijwillige basis voldoende soelaas zal bieden.

Vroeger verbouwden boeren de voedselgewassen voor hun dieren zelf. De mest ging het land weer op, de gewassen werden aan de dieren gevoerd, enz.: een gesloten kringloop. Maar dat is met de 12 miljoen varkens, 3,5 miljoen koeien, 100 miljoen kippen en de geiten en schapen die we in Nederland hebben, niet meer mogelijk. Er zou nauwelijks grond overblijven om graan, aardappelen en groenten voor menselijke consumptie te telen. Dus halen we het veevoer van elders. Jaarlijks importeert Nederland voor dat doel tegen de 5 miljoen ton soja. Dat eten de dieren, en vervolgens wordt bijna driekwart van de eiwitten waar zij dat voer in omzetten in de vorm van kaas, melkpoeder, eieren en vlees geëxporteerd (we zijn de tweede exporteur van agrarische producten van de wereld, met een exportwaarde van bijna 100 miljard Euro per jaar). Maar de mest, die barstensvol stikstof en fosfaat zit, blijft hier – veel meer dan we kunnen gebruiken. Er wordt van alles – zogeheten technische maatregelen –  bedacht om de schade te beperken, maar wie de hiervoor genoemde cijfers nuchter bekijkt kan alleen maar concluderen dat we staan te dweilen met de kraan open. Aan veel hardere maatregelen dan het kabinet nu neemt, valt niet te ontkomen.

Hans Blom

Hans Blom

Hans is geboren en getogen in Utrecht. Hij heeft in de overheidscommunicatie gewerkt, op het snijvlak van  politiek en bestuur. Zijn werkgevers waren naast het toenmalige ministerie van LNV zijn “eigen” provincie Utrecht en de provincie Noord-Holland. Na zijn pensionering een paar jaar geleden is hij actief geworden in de PvdA, onder meer als eindredacteur

Meer over Hans Blom