De sluis in de Doorslag

Door Jan Reerink op 30 augustus 2017

Inleiding

De Doorslag is gegraven in de twaalfde eeuw om de vaarroute vanuit Utrecht naar de Lek mogelijk te maken. In dit artikel zal ik de naam en het belang van de Doorslag beschrijven. De aanleiding voor dit artikel is de mogelijkheid dat de sluis in de Doorslag gesloopt wordt, omdat de waterdoorvoer naar de Hollandse IJssel vergroot moet worden. Dit leidde tot een discussie over de cultuur-historische waarde van de Doorslag en de sluis in de Doorslag.

In dit artikel wordt een nog onbekend deel van deze roerige geschiedenis beschreven. Uit de archieven van IJsselstein bleek namelijk onlangs dat het besluit om de Doorslagsluis aan te leggen veel protest opriep.

De kern ervan staat hieronder in de paragrafen Protest tegen aanleg van de sluis, Andere oplossingen en De uitkomst.

De voorgeschiedenis

Als ik u midden in de nacht wakker maak en ik zeg: 1122. Dan roept u natuurlijk: “Afdamming van de Kromme Rijn door bisschop Godebald”. Hij wilde het gebied ten oosten van Utrecht in cultuur brengen. Daartoe stichtte hij het Sint-Laurensklooster dat we nu kennen als kasteel Oostbroek.

Het probleem dat de afdamming  van de (Kromme) Rijn met zich mee bracht, was dat er geen vaarwegverkeer van Utrecht naar de Rijn meer mogelijk was. Deze route was een belangrijk onderdeel van de Keulse Vaart: van Amsterdam via de Vecht en de Utrechtse stadgracht naar de Duitse steden langs de Rijn.

Om de Keulse Vaart in stand te houden, werd een verbinding via de Lek gevonden. Hiervoor werd in 1127 vanaf de stadsgracht van Utrecht de Vaartse Rijn gegraven richting de Hollandse IJssel. Daarbij werd gebruik gemaakt van de rivier de Geine oftewel ’t Geyn en, in het verlengde daarvan, het watertje de Hoon. Halverwege het Geyn werd de doorgang versperd door een dam: de Randijk of Randdijk. Via een overtoom kon men naar de Hollandse IJssel, die toen nog een open verbinding met de Lek had.

Na de aanleg van de Noorder IJsseldijk in 1148 werd de Randijk doorgegraven (doorgeslagen) en kreeg de Doorslag zijn huidige naam. De overtoom kwam tussen de Doorslag en de Hollandse IJssel. In 1244 stond er een kraan op de dam om de schepen over de dam te trekken.

Hier moest de schipper tol betalen. Rond de overtoom ontstond veel bedrijvigheid die leidde tot het ontstaan van de stad Geyn. Vanaf 1217 werd het een zelfstandige kerspel. Tussen de bisschoppen van Utrecht en de graven van Holland is veel gevochten om het bezit van de stad, die wel een gracht maar geen stadsmuren had.

Ontstaan van de Doorslag

In 1285 is door Floris V bij Het Klaphek de Hollandse IJssel bij de Lek afgedamd vanwege de grote overlast die deze rivier gaf. Daarmee verviel de vaarverbinding met de Lek/Rijn en kwam de alternatieve vaarverbinding naar de Lek/Rijn via de Nieuwe Vaart/Nijvaart naar Vreeswijk tot stand. Om te voorkomen dat de Hollandse IJssel zou verlanden, werd de dam tussen de Hollandse IJssel en de Doorslag verwijderd. De scheepvaart kon via de Doorslag nog wel naar de Hollandse IJssel, maar niet meer naar de Lek. Het scheepvaartverkeer kreeg een regionale functie.

De Keulse Vaart liep nu via de Vaartse Rijn naar Vreeswijk. Daar kon men de Lek op. Om te zorgen dat de waterstand op de Vaartse Rijn op peil bleef, waren in 1671 de Staten van Utrecht, waarin de bestuurders van de stad Utrecht een invloedrijke positie bezaten, van mening dat er een sluis in de Doorslag moest komen.

Protest tegen aanleg van de sluis

Er waren echter mensen die niet veel op hadden met het tot stand komen van de Doorslagsluis en dat waren niet zomaar de eersten de besten. Het bestuur van de onafhankelijke baronie van IJsselstein met op de achtergrond de baron – de jonge prins van Oranje, die niet lang daarna verheven zou worden tot stadhouder Willem III van Holland, Zeeland en Utrecht – had grote bezwaren tegen het maken van de sluis.

Hun meer en minder steekhoudende argumenten dienden ze in bij de Staten van Utrecht. Dezen moesten besluiten of de sluis er alsnog moest komen.

De bezwaren van IJsselstein en de andere steden langs de Hollandse IJssel kwamen hierop neer:

  • Het water uit de Rijn stroomde al volgens “oudt gebruyck ende immemoriale [= niet meer te herinneren] possesie [gewoonte]” zonder sluis naar de IJssel;
  • Nog geen vijf jaar eerder was er, in samenwerking met de Staten van Utrecht, een enorm project tot stand gekomen om de IJssel te verdiepen en beter bevaarbaar te maken; het was “tegen alle recht ende reden” en ook kapitaalvernietiging om het nut van die werkzaamheden nu door het bouwen van een sluis in de waagschaal te stellen;
  • De sluis zou in tijden van droogte (’s zomers) de waterstand in de IJssel op een te laag peil brengen voor de scheepvaart vanuit IJsselstein en zijn achterland in de Lopikerwaard; in het natte seizoen daarentegen zouden de poldermolens van IJsselstein hun water niet meer via de IJssel en Doorslag naar de Rijn kunnen lossen;
  • Een sentimenteel argument: “dat se [= de heren van IJsselstein] niet en willen vertrouwen, dat haer Edelmogenden sodanich met hare goede naebuyren genegen sijn te handelen, maer liever sullen omsien nae middelen, die sonder yemandts hinder tot haer intentie konden dienen”.

Andere oplossingen

IJsselstein suggereerde wel andere oplossingen: een beter toezicht op het in- en uitlaten van water door de sluis in Vreeswijk (“de Vaert”), het verbeteren van de sluis in Wijk bij Duurstede om de Vaartse Rijn met meer water uit de Kromme Rijn te voeden en betere “ordre te stellen” op de sluizen en heulen die water aan de Rijn en IJssel onttrekken, zoals bijvoorbeeld die in Montfoort, Oudewater en Goejanverwellesluis.

Het baroniebestuur van IJsselstein nam zelfs de moeite om alle heulen en schutjes die water aan de Rijn onttrokken, stuk voor stuk te gaan bekijken: hoe meer van die sluisjes ontmanteld of minder vaak gebruikt zouden worden, hoe meer water er in de Rijn zou komen en hoe minder reden er dus zou zijn om via een nieuwe sluis water aan de Hollandse IJssel te onttrekken. De heren gingen op 15 maart 1671 met een bootje vanaf de Doorslag via IJsselstein en Montfoort naar Oudewater en maakten een inspectierapport, dat, hoe kon het ook anders, als conclusie had dat zo’n nieuwe sluis bij de Geinbrug helemaal niet nodig was. Ze hadden zich daarbij ook steun verworven in het gewest Holland: ook de stadsbesturen van Gouda en Oudewater, die belang hadden bij een goed bevaarbare, op goede diepte verkerende Hollandse IJssel verzetten zich “eenpaerich” tegen de geplande Doorslagsluis.

De uitkomst

De aanleg van de sluis in de Doorslag was, ondanks het verzet van IJsselstein c.s., ondertussen toch al begonnen. Voor dat werk was de Doorslag bij de Geinbrug afgedamd. De maand mei was inmiddels al aangebroken en in de IJssel werd de waterstand allengs lager. De IJsselsteinse burgemeester Van Meerland en zijn ijverige secretaris Samuel Verhoeven stelden alles in het werk om die afdamming ongedaan te maken. Ze bezochten burgemeesters in Utrecht, vertegenwoordigers van de Staten, ze reisden naar Den Haag, naar Montfoort en probeerden tevergeefs een exemplaar van het bestek van de nieuwe sluis in handen te krijgen. In juli probeerden ze zelfs het werk aan de nieuwe sluis stil te leggen, maar ook dit had geen resultaat. De Doorslagsluis is in 1671 toch gerealiseerd.

De Staten van Utrecht begrepen echter wel dat ze hun IJsselsteinse ‘nabuyren’ ook tegemoet moesten komen en dat leidde in 1676 (de zaak werd vertraagd door de oorlogsomstandigheden in 1672-1673) tot een oplossing. Er werd in de Lekdijk, bij Het Klaphek, aan de IJsseldam een sluisje gemaakt, waarlangs Lekwater via een heulsloot naar de Enge IJssel kon worden gevoerd. Op die manier kon de waterstand  worden gereguleerd en was de “communicasie” over het water tussen IJsselstein en zijn achterland gewaarborgd.

Nawoord

Er kwam dus een sluis. Hoe anders had het kunnen lopen. Als Lodewijk XIV een jaar eerder met zijn legers ons land was binnengetrokken, was de sluis in de Doorslag niet vóór het Rampjaar klaar geweest. Het bouwen van de sluis in oorlogstijd en nog wel in bezet gebied is niet goed denkbaar.

Als de Staten van Utrecht trager in hun besluitvorming waren geweest en het besluit na het Rampjaar 1672/1673 genomen was, was er waarschijnlijk ook geen sluis gekomen. Dan was de jonge baron van IJsselstein intussen immers de gevierde stadhouder Willem III geworden en was de kans groot geweest dat er een ander  besluit was genomen, namelijk géén sluis.

De huidige sluis heeft geen actuele waterhuishoudkundige functie meer, maar is met de Doorslag, de stad Geyn en het Huis Oudegein een symbool van een roerig en interessant verleden. De vaarverbinding via de Doorslag was in de twaalfde en dertiende eeuw van groot belang voor de economische ontwikkeling van de stad Utrecht. We moeten met respect met dit cultuurhistorische erfgoed omgaan.

Rob Alkemade van “ons” Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en de Lopikerwaard ontdekte in de archieven van IJsselstein het verzet van IJsselstein en van Willem III. Zonder zijn deskundige hulp was dit artikel niet tot stand gekomen.

De Doorslag van de knik in de Vaartse Rijn tot de kromming van de Hollandse IJssel

Jan Reerink

Jan Reerink

Jan Reerink ( 1948) studeerde rechten in Groningen en was werkzaam in de sociale rechtshulp en in de strafrechtsector.  Sinds zijn pensioen in 2013 heeft hij meer tijd voor de waterschapswereld en de Partij van de Arbeid . Hij bekleedt enkele toezichtfuncties in de welzijnssector en gaat er graag op uit in de natuur. Hij

Meer over Jan Reerink